Ik hoorde van een paar mensen dat ze een PGB hadden om een vrijwilliger mee te nemen als ze op vakantie gingen, maar wat doe je als je niet in aanmerking komt voor steun bij reizen? Het eenvoudigste antwoord is niet op vakantie gaan, maar niet iedereen zit zo in elkaar. Ik, in ieder geval, helemaal niet! Dus, toen ik hoorde dat vrienden vanuit New York naar Amsterdam kwamen, besloot ik een nacht alleen op een wildvreemde plek in Amsterdam te verblijven. Zij hadden een kamer gereserveerd in het Sir Adam hotel. Toen ik met de receptie van dit “moderne” hotel belde, werd me uitgelegd dat ze geen kamer voor gehandicapten hadden. “Wij geven rolstoelgebruikers een hoekkamer, want door een fout van de architect zijn deze kamers iets groter.” Ik moest aan het uitdrukking – mensen met een beperking werden in hokjes geduwd denken en ging foto’s van deze kamers opzoeken. Ik kreeg niet de indruk dat mijn rolstoel erin zou passen, dus besloot ik een kamer in het Leonardo Boutique Museum hotel naast het Rijksmuseum en dicht bij het centrum te boeken.
Aangekomen op de hoek van de Pieter Cornelisz Hooftstraat om 11:15, klom de taxichauffeur de hoge trap op om iemand van het hotel te halen, zodat ik via de zijdeur, met de leveranciers lift, naar de receptie kon komen. De jonge dame zei dat mijn kamer in het souterrain was en bracht me ernaartoe. Ze begon meteen met het herschikken van de meubels, zodat ik meer ruimte had om mijn rolstoel te manoeuvreren en legde uit dat wanneer ik weer naar buiten wilde, ik alleen naar de receptie hoefde te bellen. Terwijl ik in deze ondergrondse kamer zat mijn meegebrachte lunch te eten, zag ik door de ramen die boven mijn hoofd waren, auto’s, fietsen en voetgangers voorbij suizen. Ineens kreeg ik het Spaans benauwd en hoe langer ik daar zat, hoe meer claustrofobisch ik me voelde. Noem het souterrain, maar ik was in de kelder! Het uitzicht was niets anders dan schoenen en wielen. Zodra ik klaar was, ging ik naar boven en vroeg of ze een grote bovengrondse kamer voor mij hadden. Ik legde uit dat ik niet per se een aangepaste badkamer nodig had, alleen genoeg ruimte voor mijn rolstoel. Een aardige jongeman legde uit dat hun grote kamers in de kelder waren en dat ze daarom waren aangepast voor gehandicapten. Nadat hij met zijn collega’s had gesproken, bood hij aan me naar een van hun zusterhotels te verhuizen waar een toegankelijke kamer op de derde verdieping beschikbaar was. Helaas was dat hotel 5 kilometer verwijderd van het Rijksmuseum waar ik de volgende dag met de taxi zou worden opgehaald, dus ik móest daar blijven. Ik besloot gewoon zo lang mogelijk op straat te blijven rondzwerven, totdat ik zo moe was dat het me niet uit zou maken waar ik sliep.
Mijn vrienden vonden me in de lobby en toen ik hen vertelde wat er aan de hand was, zeiden ze dat de suite waarin ze verbleven in het Sir Adam zelfs erg klein was. Ik voelde me een beetje beter wetende dat ik de juiste beslissing maakte, toen ik dat hotel niet had geboekt. Omdat lopen voor hen moeilijk was, wilden ze naast de deur gaan om het Rijksmuseum te bezoeken.
Terwijl we met z’n drieën door het museum liepen, kregen mijn vrienden appjes dat hun vriendin onwel was geworden en hoogstwaarschijnlijk niet in staat zou zijn om met de grachtenrondvaart, dat zij voor die avond geboekt hadden, mee te gaan. Toen ze me dit vertelden, had ik medelijden met die vrouw, maar vroeg of ze het niet erg zouden vinden als ik haar plaats innam. Ze belden met wie ze de reservering voor de cruise had gemaakt om te vragen of mijn rolstoel konden worden gestald en kregen te horen dat hoewel mijn stoel niet aan boord kon worden genomen, ze in het kantoor van Pure Boats op 106 van de Keizergracht, kon worden achtergelaten. Dus om 17 uur gingen we elk terug naar ons eigen hotel om ons klaar te maken voor de twee uur durende rondvaart van 18:30 uur.
Nu stond ik er echt alleen voor en moest ik uitzoeken hoe ik naar de Keizersgracht moest komen. De jongeman bij de receptie zei dat ik naar links moest gaan, terwijl Google me vertelde om te draaien en dan in dezelfde richting te gaan die hij zei. Ik begreep niet wat google wilde, totdat ik links de hoek om ging om op het fietspad te komen. Meer dan 100 fietsers kwamen op me af. Ineens snapte ik dat ik eerst naar rechts moest om bij het zebrapad over te steken en dan met de meer dan 100 fietsers in dezelfde richting te gaan rijden. De vlotte rit op het fietspad eindigde op, wat me gezellig leek, het Leidseplein. Ik moest mijn gebruikelijke snelheid van 5 terugzetten naar 3 toen ik op de hobbelige en schuine straat van klinkers was beland, anders werd ik van mijn rolstoel een gracht in gelanceerd en was goed door elkaar gerammeld toen ik mijn bestemming had bereikt.
Mijn vriend nam me bij de hand en hielp me de drie treden af om op de boot te komen, terwijl zijn vriend mijn rolstoel naar het kantoor bracht. Ik zat op de plek naast de kapitein want wij waren de laatste passagiers op de boot. In het Engels vertelde hij ons dat wij de komende twee uren konden drinken wat we wilden en nam meteen mijn beker om iets erin te doen en vroeg me wat ik wou. Ik voelde me meteen thuis. Nadat we een beetje aan varen waren, begon hij met ons te kletsen. Hij wilde weten wie we waren en waarvan we allemaal kwamen. California, New Jersey, New York, de antwoorden kwamen met de klok mee van de andere passagiers en ik was weer de laatste, Limburg. Hij was in de war en vroeg hoe ik dan aan die twee mannen kwamen. Ik en de vriend van mij legde uit dat onze vaders beste vrienden waren in New York en dat we samen met zijn twee broers, opgroeiden, maar dat ik nu hier woonde. “Ah, dus jij praat Nederlands?”
“Ja, ik woon meer dan twintig jaar hier.”
Met een glimlach zei hij in het Nederlands: “Dan kunnen we met elkaar Nederlands praten en niemand zou ons verstaan.”
“Ja, leuk toch?” was mijn net zo ondeugende antwoord.
Hij lachte en ging door met mij te praten. Nu was ik helemaal onder de indruk! Vaak als iemand me hoort praten, nemen ze ofwel niet de tijd om naar mijn antwoorden te luisteren of ze praten helemaal niet met mij. In plaats daarvan praten ze met de persoon die bij me is alsof ik er niet ben. Hij nam niet alleen de tijd om te luisteren, maar toen hij me niet begreep, was hij eerlijk genoeg om mij dat te vertellen en vroeg me het te herhalen. De twee uren met hem ouwehoeren waren snel om en toen het tijd was voor mij om de drie treden te klimmen, hield hij mijn handen vast, totdat ik terug in mijn rolstoel was.
Terwijl ik afscheid nam van iedereen, dacht ik hoe jammer het was dat zo veel mensen die niet zo makkelijk uit hun rolstoel kunnen komen, zo een belevenis nooit zou hebben. Ik vroeg me af waarom toegankelijkheid altijd zo moeilijk was. Ik was allang blij dat ik deze keer mijn rolstoel in het kantoor had kunnen laten, want meer dan twintig jaar geleden, de eerste keer dat ik met mijn zus in Amsterdam was, moesten we mijn handbewogen rolstoel aan de kant van de gracht naast al die fietsen zetten en maar hopen dat die er nog was als wij terugkwamen.
Toen had zij mij door de hele stad geduwd en liet me al de toeristische plekken zien. Mijn herinneringen aan die tijd kwamen allemaal terug en brachten me naar het Anne Frank huis. Ik moest het gewoon weer zien en toen ik daar naartoe reed, hoorde mijn zus weer geïrriteerd zeggen: “Wat zijn dit oneffen straten!”
Behalve een paar wandelende toeristen, was de Prinsengracht uitgestorven. Zittend voor de zwarte gesloten deur, dacht ik aan Anne en haar omgekomen familie. Door haar verhaal was ze nog steeds op deze plek, zoals mijn zus altijd bij mij is. Na mijn gebed voor haar en allen die door de oorlog deze wereld moesten verlaten, reed ik over de achtbaan van straatklinkers en kinderkopjes terug naar mijn hotel.
Buiten stond een bord dat aan gaf dat het restaurant van het hotel tot 11 uur open was, dus ik had nog anderhalf uur de tijd om wat te eten, maar ging eerst naar mijn kamer om mijn fototoestel daar te laten. Ik wilde opstaan, dus moest ik, een knop drukken om mijn rolstoel naar voren te kantellen. Ineens hoorde ik KNACK en zag stukken hard zwart plastic vanuit de onderkant van mijn rolstoel vliegen. Ik drukte op de knop tegenover, zodat het weer recht was. Dat ging. Wat niet meer ging was rijden of weer naar voren kantelen. Ik zat vast! Ik werd zo nerveus dat mijn toch al spastische handen, nauwelijks het telefoonnummer, van mijn grootste voorstander als ik een nieuwe uitdaging wil aangaan, kon bellen. Precies datgene wat we bespraken, toen ik mijn soloreis aan het plannen was, gebeurde. Toen vroeg hij of ik zeker was dat ik het alleen in Amsterdam zou redden.
Mijn antwoord was: “Zo lang ik mijn rolstoel onder mijn kont heb, red ik me wel.”
“Het is niet te geloven,” zei hij toen ik uitlegde wat, na een supermooie dag, was gebeurd. “Eerst bel ik naar de receptie om wat eten voor jou te regelen en dan bel ik Medipoint voor een monteur.”
Om voorbereid voor mijn eten te zijn, klom ik uit mijn rolstoel en ging in de bureaustoel zitten. Ik was totaal verrast toen een van mijn favoriete sandwiches werd gebracht. Voordat hij wegging, deed de jongeman de gordijnen voor me dicht. Dit gaf me een kalmerend en veilig gevoel.
Mijn lieve ruggensteun belde terug om te zeggen dat de monteur, die op weg naar huis was in Amstelveen, zou over twintig minuten bij me zijn. Wij moesten allebei lachen toen hij Medipoint in Limburg belde en de monteur aan de lijn zei, “Ik kom er zo aan”, maar dan vertelde hij hem dat ik in Amsterdam zat. “Oh, ik ga onze monteur in het noorden bellen”, zei hij dan.
De jongeman van de receptie klopte aan en liet de monteur binnen. Kijkend naar mijn kapotte rolstoel, wist hij meteen wat aan de hand was, maar had het onderdeel niet bij zich. Hij moest naar hun magazijn om het te halen en zou over veertig minuten terug zijn om het te maken.
Gedurende een uur zapte ik door de televisiezenders. “Wij hadden het onderdeel niet in het magazijn, dus ik heb het van een ander rolstoel die daar stond, afgehaald.”
Om half twee was hij klaar en alles deed het weer en ik kon eindelijk naar bed. Toen ik daar in mijn eentje lag, hoorde ik weer de auto’s langs suizen. Ineens moest ik aan de golven van de zee denken en voordat ik in slaap viel, lachte ik in mezelf om hoe de geest ineens anders kon denken.
Terugdenkend ben ik blij dat ik de mogelijkheid, om een dergelijke belevenis te hebben, heb benut.